Afschrijving berekenen
Om bedrijfsactiviteiten te kunnen uitvoeren worden kosten gemaakt en geïnvesteerd in bedrijfsmiddelen. Het verschil tussen gewone bedrijfskosten en investeringen zit in de waarde en de levensduur van de aankoop.
Wanneer een aangekocht middel langer meegaat dan een jaar, is sprake van een investering. Door het middel te activeren en vervolgens af te schrijven worden de gemaakte kosten verdeeld over meerdere jaren, namelijk de levensduur van de investering.
Enkele voorbeelden van afschrijvingspercentages zijn:
De meest gebruikte afschrijvingsmethode is de lineaire afschrijvingsmethode. Hieronder geven we met een voorbeeld aan hoe afschrijving wordt berekend.
Voorbeeldsituatie: Stel u koopt een bedrijfsauto voor € 25.000. Aangezien het rollend materieel betreft gaat het om een afschrijving van 20% per jaar (afschrijven op 5 jaar).
In geval van een berekening volgens de lineaire methode wordt het totaal af te schrijven bedrag gelijk verdeeld over het aantal jaren. Het gaat hier dus om een jaarlijkse afschrijving van € 25.000 x 20% = € 5.000.
Bij aankoop wordt het gehele aankoopbedrag t.w.v. de kostprijs weergegeven op de balans. Aan het eind van ieder jaar wordt er € 5.000 geboekt als afschrijvingskosten in de winst- en verliesrekening. Op de balans wordt hetzelfde bedrag verminderd op de aanschafwaarde als cumulatieve afschrijvingskosten (totaal van alle afschrijvingskosten tot de betreffende balansdatum). Zo wordt per saldo de actuele boekwaarde van de investering weergegeven op de linkerzijde van de balans.
|
Jaar 1 |
Jaar 2 |
Jaar 3 |
Jaar 4 |
Jaar 5 |
Boekwaarde 01/01 |
€25.000,00 |
€20.000,00 |
€15.000,00 |
€10.000,00 |
€5.000,00 |
Afschrijving |
€5.000,00 |
€5.000,00 |
€5.000,00 |
€5.000,00 |
€5.000,00 |
Boekwaarde 31/12 |
€20.000,00 |
€15.000,00 |
€10.000,00 |
€5.000,00 |
€0,00 |
|
|
|
|
|
|
Aanschafwaarde |
€25.000,00 |
€25.000,00 |
€25.000,00 |
€25.000,00 |
€25.000,00 |
Cum. Afschrijving |
€5.000,00 |
€10.000,00 |
€15.000,00 |
€20.000,00 |
€25.000,00 |
In geval er sprake is van een restwaarde, zien de cijfers er iets anders uit. De restwaarde is de geschatte verwachte opbrengst van het productiemiddel bij de verkoop aan het eind van de levensduur.
Laten we zeggen dat de restwaarde van het bedrijfsmiddel na 5 jaar € 5.000 is. De berekening van de afschrijving wordt dan: (€ 25.000 - € 5.000) x 20% = € 4.000 per jaar.
Hieronder de tabel in de situatie met een restwaarde van € 5.000.
|
Jaar 1 |
Jaar 2 |
Jaar 3 |
Jaar 4 |
Jaar 5 |
Boekwaarde 01/01 |
€25.000,00 |
€21.000,00 |
€17.000,00 |
€13.000,00 |
€9.000,00 |
Afschrijving |
€4.000,00 |
€4.000,00 |
€4.000,00 |
€4.000,00 |
€4.000,00 |
Boekwaarde 31/12 |
€21.000,00 |
€17.000,00 |
€13.000,00 |
€9.000,00 |
€5.000,00 |
|
|
|
|
|
|
Aanschafwaarde |
€25.000,00 |
€25.000,00 |
€25.000,00 |
€25.000,00 |
€25.000,00 |
Cum. Afschrijving |
€4.000,00 |
€8.000,00 |
€12.000,00 |
€16.000,00 |
€20.000,00 |
Restwaarde |
|
|
|
|
€5.000,00 |
Wij hopen dat dit artikel nuttig is geweest, mocht u nog vragen hebben dan kunt u deze uiteraard altijd aan ons stellen. Gebruik hiervoor ons contactformulier of neem contact met ons op via de onze telefoonnummers.